~My brother, we both went seperate ways.~ [Syrax]
2 plaatsers
~My brother, we both went seperate ways.~ [Syrax]
Donkere wolken schoven langzaam door de hemel. Het zorgde er voor dat deze dag er maar grimmig en grauw uitzag. Alsof er slecht nieuws op komst was. Desondanks de donkere wolken in de lucht as het nog altijd verstikkend warm. De lucht was ook vochtig wat het nog onaangenamer maakte dan dat het al was. Op een dag als deze was het beter om binnen te blijven. Om gewoon rustig uit te rusten en afwachten op de regen die zeker zou komen. De regen die de lucht zou zuiveren en laten afkoelen. Wat wel mocht gebeuren. Want door de voorbije warme dagen. Was de lucht zuur geworden. Een geur dat hij zelf liefst vermeed en mocht hij hier vandaag niet iets te doen hebben dan zou hij hier ook niet zijn. Maar hij had wel iets te doen. Niet zo zeer een job. Niet iets waar hij voor betaald zou worden. Maar eerde iets dat hij wilde doen voor zich zelf. Hij herinnerde zich niet hoe lang geleden het was dat hij zijn broer had gezien. Veel te lang naar zijn zin. Maar ze hadden nu eenmaal allebei verschillende wegen genomen. Hoewel hij zelf niet was voor het slaven drijven…. Meer hij verachte het tot het diepste van zijn hart en in het begin had hij zijn broer bewust vermeden. Het niet kunnen begrijpen of accepteren dat hij een slavenhandelaar was geworden. Maar over de weken, maanden jaren heen had hij het wel leren begrijpen. He was immers zijn broers eigenkeuze en wie was hij om daar iets over te zeggen? Neen hij had het recht niet om zijn broer zo te beoordelen. Hoe wel hij in al die jaren zijn broer niet meer had gezien of gesproken. Had hij er toch altijd voor gezorgd dat hij wist of Syrax veilig was en het goed maakte. Ja hij had er voor gezorgd dat hij zijn broer zijn bewegingen had gevolgd. En hoewel hij het nog altijd niet eens as met wat zijn broer deed. Was hij nog altijd bezorgd om zijn kleine broertje. Niet alleen dat. Maar hij had zijn vader en moeder beloofd om goed voor hem te zorgen. Hij had die belofte misschien niet direct op gevolgd. Waar hij gelukkig geen spijt van had gekregen. Want hij had gehoord van de mensen waarmee hij soms werkte dat zijn broertje het goed maakte en dat hij in Rome was. Dat was de reden dat hij hier vandaag was. Rondlopend in de hitte van de dag. Tussen al deze mensen en de zure geur. Omdat hij zijn broer weer wilde zien. Hij zou natuurlijk op een andere dag terug kunnen komen. Maar hij vreesde dat zijn broer dan weer verder zou getrokken zijn. Om nieuwe… Slaven… te halen. Of te verkopen. Een zucht verliet zijn lippen. Hij had geen vrees om zijn broer onder ogen te komen. Hij was zelfs nieuwsgierig naar de man dat Syrax was geworden. Hij wist alleen niet wat hem te wachten stond. Hij kon niet weten hoe zijn broer zou reageren. Misschien net zoals hij in het begin. Niet willend om te accepteren welke weg hij was ingeslagen. Hij wist niet hoe zijn broer over hem dacht. Hij was zeker dat zijn broer niet precies wist wat hij precies deed nu. Het enige echte dat hij zijn vader had verteld. Was dat hij niet langer in het leger zou dienen. Hoewel hij nog altijd een soldaat was en altijd terug opgeroepen kon worden. Maar het werk dat hij echt deed. Dat was iets dat enkel hij wist en sommige van zijn meest vertrouwde ‘vrienden’. Maar hoe zijn broer ook zou reageren. Niemand kon zeggen dat hij zijn broertje niet beschermde. Hij zou altijd er voor blijven zorgen dat hij wist wat zijn broer aan het doen was. Dat hij wist hoe hij het maakte. Ook al wou Syrax hem misschien nooit meer zien. Maar dat was juist het geen dat hij niet wist. Een nieuwe zucht verliet zijn lippen. Hij moest zich er niet druk in maken. Wat moest gebeuren zou gebeuren. Hun wegen legen tevens niet in hun eigen handen maar in dat van de goden. Hoewel hij niet bad. Of toch niet zoals hij zou moeten doen.
De menigte rond hem heen leek te verminderen nu de middag zon op leek te komen. Well het as a voorbij de middag en de meeste mensen weken uit naar de schaduwen om af te koelen. Of keerden terug naar huis. Het was inderdaad een brandende zon en hoewel het verstikkend heet was onder zijn mantel en kap. Hij was er ook blij mee. Want door zijn mantel had de zon geen kans om het te bijten. De zure geur leek ook te verminderen nu dat er minder mensen rond liepen. Hij hoopte maar dat zijn broer op de markt aanwezig zou zijn. Zelfs op een dag als deze. Het as de enige plaats waar hij wist dat hij misschien een kans had om zijn broer te zien. Was het niet vandaag dan zou hij op een ander ogenblik terug moeten komen. Wat met zijn werk niet altijd mogelijk was. Net zoals dat zijn broer hier ook niet altijd was. Voor de derde keer verliet een zware zucht zijn mond. Voor hij een steegje in ging. De huizen stonden zo dicht bij elkaar dat het steegje helemaal gehuld as in schaduwen. Je zou verwachten dat er juist op een dag als vandaag. Veel mensen zouden lopen. Maar net zoals op andere dagen was er niemand. Meeste mensen waren bang om de smalle straatjes te gebruiken. De enigste mensen die hier echt kwamen waren, dronken, zwervers, armen, moordenaars, gevluchte slaven. Niet echt dingen waar hij vrees voor had. Maar hij kon begrijpen dat andere personen dat wel hadden. Personen die niets meemaakten in hun leven. Die het leven rooskleurig zagen en verblind waren door de droom waarin ze leefden. Net zoals kinderen, levend in een wereld dat ze zelf verzonnen hadden omdat ze niet beter wisten.
Zelf de markt leek maar weinig volk te trekken. Hoewel het nog altijd redelijk druk was. De meeste kraampjes liep hij vlak voorbij. Niet geïnteresseerd in iets dat ze verkochten. Hoe wel hij af en toe well eens stil stond. Om alles rond zich op te kunnen nemen. Opzoek naar dat felle blonde haar dat hij ooit zo goed gekend had. Hij probeerde de slaven die er stonden te negeren. Probeerde de mensen te negeren die ze inspecteerde en naar ze kenen als… Hij richtte zijn blik weer ergens anders op. Om er voor te zorgen dat hij kalm bleef. Hij walgde zo van die mensen. Het liefst zou hij hun aan een ketting vast ketenen. Zien hoe zij het zouden vinden om als dieren zelfs minder dan dieren te orden behandelt. Dat was één ding waarin Syrax verschilde. Hoewel een slavenhandelaar. Hij had gehoord dat Syrax zijn slaven wel nog ‘goed’ behandelde. Nog een reden waarom hij zijn broer terug wilde opzoeken. Hoewel het op dit moment leek alsof zijn broer hier niet aanwezig was. Maar dat betekende niet dat hij niet kon komen opdagen. Dus Acacius zou afwachten. Rond blijven dwalen hier. Kijkend, wachtend. Na de markt een paar keer rond gelopen te hebben. Besloot hij uiteindelijk om ergens in de schaduwen te gaan staan. Ergens waar hij nog altijd een goed zicht had op de plaats waar de slaven werden verkocht. De tijd leek langzaam voorbij te gaan. De lucht werd donkerder en donkerder. Terwijl vele mensen kwamen en gingen. De lucht werd wat koeler toen de avond kwam… Gerommel ging door de lucht en het leek er op dat de regen ’s nachts zou gaan vallen. Wat goed was. In de ochtend als de regen tegen die tijd voorbij was zou de lucht fris zijn. Opnieuw verliet een zucht zijn mond. Het leek er op dat hij de verkeerde dag had gekozen om naar hier te komen. Het leek er op dat zijn broer andere zaken aan het doen was en dat Acacius zijn kans had gemist. Tenminste dat was wat hij dacht. De neiging om nu weg te lopen was sterk. Hij stond hier immers al heel de dag. Zijn keel was droog en zijn spieren waren stern. Ze hadden duidelijk nood aan wat beweging. Toch bleef hij staan. Nog even. Gewoon nog even. Zelf al zou hij heel zijn dag verloren hebben. Het was het waard in zijn ogen. Een zachte wind speelde even door de straten en voor een paar seconden sloot hij zijn ogen even. Herinneringen van vroeger kwamen weer op. Voor een stem dat hij lichtjes leek te kennen zijn ogen deed opensnappen. Het was een vertrouwde stem. Maar het leek ouder te zijn dan de stem die hij herinnerde. Zijn ogen gleden rond de marktplaats. Voor heel even dacht hij dat zijn brein spelletjes aan het spelen was met hem. Tot hij die blonde haren zag. Haren die niet iedereen had. ‘Hm.’ Hij bekeek de man goed. Er was geen vergissing mogelijk.
Hoe duwde zichzelf van de muur. Zijn spieren werkten tegen. Maar al snel waren ze weer soepel. Zijn donker blauwe ogen lieten de jonge man niet los terwijl hij door de mensen liep naar hem toe. Zijn keel was droog en hij was niet zeker of zijn woorden er helder uit zouden komen. Maar er was maar één ding dat hij moest zeggen om zijn broer attentie te krijgen. Hij stopte op een beleefde afstand. Hij ha zijn kap nog steeds aan en zijn gezicht was nog steeds gehuld in schaduwen. Hij nam een eens diep adem en zorgde er voor dat hij zeker goed recht stond. Voor hij zijn mond opende. Zijn stem hoewel al lang niet meer gebruikt klonk sterk en zeker luid genoeg voor zijn broer om het te horen. Daarna pakte hij zijn kap en trok het naar achteren zodat zijn broer kon zien wie hij was. In hoop dat hij hem zou herinneren. Want ook hij was over de jaren veel verandert. Meer dan dat hij zou willen. Maar het was nu eenmaal niet anders. Dat was wat tijd deed. Het veranderde je. Haalde mensen uit één. Maar dat laatste zou nu veranderen.
“Syrax…”
De menigte rond hem heen leek te verminderen nu de middag zon op leek te komen. Well het as a voorbij de middag en de meeste mensen weken uit naar de schaduwen om af te koelen. Of keerden terug naar huis. Het was inderdaad een brandende zon en hoewel het verstikkend heet was onder zijn mantel en kap. Hij was er ook blij mee. Want door zijn mantel had de zon geen kans om het te bijten. De zure geur leek ook te verminderen nu dat er minder mensen rond liepen. Hij hoopte maar dat zijn broer op de markt aanwezig zou zijn. Zelfs op een dag als deze. Het as de enige plaats waar hij wist dat hij misschien een kans had om zijn broer te zien. Was het niet vandaag dan zou hij op een ander ogenblik terug moeten komen. Wat met zijn werk niet altijd mogelijk was. Net zoals dat zijn broer hier ook niet altijd was. Voor de derde keer verliet een zware zucht zijn mond. Voor hij een steegje in ging. De huizen stonden zo dicht bij elkaar dat het steegje helemaal gehuld as in schaduwen. Je zou verwachten dat er juist op een dag als vandaag. Veel mensen zouden lopen. Maar net zoals op andere dagen was er niemand. Meeste mensen waren bang om de smalle straatjes te gebruiken. De enigste mensen die hier echt kwamen waren, dronken, zwervers, armen, moordenaars, gevluchte slaven. Niet echt dingen waar hij vrees voor had. Maar hij kon begrijpen dat andere personen dat wel hadden. Personen die niets meemaakten in hun leven. Die het leven rooskleurig zagen en verblind waren door de droom waarin ze leefden. Net zoals kinderen, levend in een wereld dat ze zelf verzonnen hadden omdat ze niet beter wisten.
Zelf de markt leek maar weinig volk te trekken. Hoewel het nog altijd redelijk druk was. De meeste kraampjes liep hij vlak voorbij. Niet geïnteresseerd in iets dat ze verkochten. Hoe wel hij af en toe well eens stil stond. Om alles rond zich op te kunnen nemen. Opzoek naar dat felle blonde haar dat hij ooit zo goed gekend had. Hij probeerde de slaven die er stonden te negeren. Probeerde de mensen te negeren die ze inspecteerde en naar ze kenen als… Hij richtte zijn blik weer ergens anders op. Om er voor te zorgen dat hij kalm bleef. Hij walgde zo van die mensen. Het liefst zou hij hun aan een ketting vast ketenen. Zien hoe zij het zouden vinden om als dieren zelfs minder dan dieren te orden behandelt. Dat was één ding waarin Syrax verschilde. Hoewel een slavenhandelaar. Hij had gehoord dat Syrax zijn slaven wel nog ‘goed’ behandelde. Nog een reden waarom hij zijn broer terug wilde opzoeken. Hoewel het op dit moment leek alsof zijn broer hier niet aanwezig was. Maar dat betekende niet dat hij niet kon komen opdagen. Dus Acacius zou afwachten. Rond blijven dwalen hier. Kijkend, wachtend. Na de markt een paar keer rond gelopen te hebben. Besloot hij uiteindelijk om ergens in de schaduwen te gaan staan. Ergens waar hij nog altijd een goed zicht had op de plaats waar de slaven werden verkocht. De tijd leek langzaam voorbij te gaan. De lucht werd donkerder en donkerder. Terwijl vele mensen kwamen en gingen. De lucht werd wat koeler toen de avond kwam… Gerommel ging door de lucht en het leek er op dat de regen ’s nachts zou gaan vallen. Wat goed was. In de ochtend als de regen tegen die tijd voorbij was zou de lucht fris zijn. Opnieuw verliet een zucht zijn mond. Het leek er op dat hij de verkeerde dag had gekozen om naar hier te komen. Het leek er op dat zijn broer andere zaken aan het doen was en dat Acacius zijn kans had gemist. Tenminste dat was wat hij dacht. De neiging om nu weg te lopen was sterk. Hij stond hier immers al heel de dag. Zijn keel was droog en zijn spieren waren stern. Ze hadden duidelijk nood aan wat beweging. Toch bleef hij staan. Nog even. Gewoon nog even. Zelf al zou hij heel zijn dag verloren hebben. Het was het waard in zijn ogen. Een zachte wind speelde even door de straten en voor een paar seconden sloot hij zijn ogen even. Herinneringen van vroeger kwamen weer op. Voor een stem dat hij lichtjes leek te kennen zijn ogen deed opensnappen. Het was een vertrouwde stem. Maar het leek ouder te zijn dan de stem die hij herinnerde. Zijn ogen gleden rond de marktplaats. Voor heel even dacht hij dat zijn brein spelletjes aan het spelen was met hem. Tot hij die blonde haren zag. Haren die niet iedereen had. ‘Hm.’ Hij bekeek de man goed. Er was geen vergissing mogelijk.
Hoe duwde zichzelf van de muur. Zijn spieren werkten tegen. Maar al snel waren ze weer soepel. Zijn donker blauwe ogen lieten de jonge man niet los terwijl hij door de mensen liep naar hem toe. Zijn keel was droog en hij was niet zeker of zijn woorden er helder uit zouden komen. Maar er was maar één ding dat hij moest zeggen om zijn broer attentie te krijgen. Hij stopte op een beleefde afstand. Hij ha zijn kap nog steeds aan en zijn gezicht was nog steeds gehuld in schaduwen. Hij nam een eens diep adem en zorgde er voor dat hij zeker goed recht stond. Voor hij zijn mond opende. Zijn stem hoewel al lang niet meer gebruikt klonk sterk en zeker luid genoeg voor zijn broer om het te horen. Daarna pakte hij zijn kap en trok het naar achteren zodat zijn broer kon zien wie hij was. In hoop dat hij hem zou herinneren. Want ook hij was over de jaren veel verandert. Meer dan dat hij zou willen. Maar het was nu eenmaal niet anders. Dat was wat tijd deed. Het veranderde je. Haalde mensen uit één. Maar dat laatste zou nu veranderen.
“Syrax…”
Acacius- Aantal berichten : 96
Registratiedatum : 23-02-16
Leeftijd : 27
Character sheet
Beroep::
Crush:: The gods have not blessed me with a love.
Quote:: Do not fight just to survive. Fight so you can live.
Re: ~My brother, we both went seperate ways.~ [Syrax]
De donkere lucht had zijn aandacht wel heel even getrokken, maar het stoorde hem echter niet. De regen zou welkom zijn. Maar zijn blik gleed over het wat verdroogde loof van de bomen. Zijn camouflage werkte tot nu toe elke keer en zijn neus verried hem zelden. Daar tussen de struiken kwamen twee ontsnapte slaven aan gestrompeld. Ze hadden beide erg geleden bij hun meester, maar ook Syrax wist dat ze straks een flink pak slaag krijgen zouden. Maar ze laten ontsnappen stond niet in zijn boekje. Het geld dat hij er voor ving wilde de jonge man niet missen. Syrax seinde Reaper zijn van keuken af aan opgevoede adelaar die zijn hint begreep en op vloog onder luid gekras. Beide slaven stonden ineens stok stijf stil en keken rond tot ze Reaper zagen vliegen zuchten ze van opluchting. Maar de mannen die bij Syrax hoorde sprongen uit de bomen en begonnen hard te lachen en te roepen. Een van de slaven viel van schrik en de ander probeerde nog te vluchten. Syrax liet zich van de boomtak glijden en landen vlak voor de slaaf zijn neus op de bosgrond. 'En waar dachten jullie heen te gaan?' vroeg Syrax geplaagd kil en schoof de hertenschedel naar achteren en keek de jonge slaaf rustig en koel aan. De gestruikelde slaaf was al snel overmeesterd en geketend met leren banden. De slaaf waar Syrax voor landen schrok wel even, maar ging daarna in de aanval. Syrax greep hem bij de pols na weg gedraaid te zijn die hem eigenlijk een stomp in de maag had moeten kosten. De slaaf verloor zijn evenwicht en Sy gebruikte de snelheid van de slaaf tegen zichzelf en liet hem even door lopen en trok daarna hard aan zijn arm en slingerde hem terug naar zijn mannen. Deze begonnen hard te lachen, maar de jonge slaaf wilde nog niet opgeven en stond weer op. De andere slaaf smeekte hem om te stoppen. 'Je kunt beter naar je collega luisteren jongen. Hij weet wat er met weg gelopen slaven gebeurd als die zich vrij willen vechten.' zei Sy en zag hem weer aan komen. Dit keer dook Syrax naar beneden en de jonge slaaf miste hem opnieuw. Zelf sloeg hij de jonge slaaf in zijn maag en hoorde hem naar adem happen. 'Rustig aan. Ontspan en zucht even uit.' zei hij en toen de jonge slaaf gretig naar lucht hapte sloten de lederen banden zich rond de hals en de polsen van de jonge slaaf. De andere grijnsde breed. 'Deze had tenminste pit, de meeste zakken op hun knieën als ze ons of jouw alleen al zien Baas!' klonk het van Markus zijn rechterhand in deze business. Zelf knikte hij en trok even lichtjes aan de keten die aan de lederen band vast zat. De jonge slaaf gaf geen krimp en volgde hem gedwee. 'Dat is ook het beste voor hen.' zei Syrax voor ze hun weg vervolgde naar Rome waar de twee slaven bij hun meester ontsnapt waren. Syrax nam al snel de leiding en volgde een wild pad wat hen sneller uit het bos bracht dan dwars tussen de bomen door te zijn gebanjerd. Zo verlieten ze de bossen rond het middag uur. De lucht buiten de bossen was niet alleen heter, maar ook minder fris. Alsof er duizenden mensen waren die liepen te zweten en dringend een bad nodig hadden. 'Als het maar snel gaat regenen? Deze benauwde hitte is slopend!' murmelde Syrax zacht en Markus knikte instemmend net als de andere mannen. 'Vanavond gaan we eens flink feest vieren Mannen!' riep Syrax ineens luid en stak zijn vuist in de lucht. De andere begonnen instemmend te roepen en waren ineens heel monter. Dat beviel hem wel. De handel in slaven was lucratief genoeg dus was vandaag een feestje te geven er wel in of zeker eens in de maand en dan nog hield hij genoeg geld over om zijn mannen te kunnen betalen. Maar hij kon niet weten wie dat even flink ging dwars bomen. Syrax dacht zo min mogelijk aan zijn broer. Niet dat hij hem haten of zo, nee hij had zijn heldere geest nodig in deze handel. Dan kon hij de vragen over waarom zijn broer er vandoor was gegaan er niet bij hebben, plus dat het dan een heel stuk slechter met zijn zaken zou gaan. Nu ging alles goed en leefde hij in weelde. Hun moeder hoefde zich ook geen geld zorgen te maken, maar toch bemoeide Syrax zich zo min mogelijk met zijn broer. Hij was oud en wijs genoeg om voor zichzelf te zorgen, maar dat hij mensen had die hem bespioneerde was nieuw en hoewel Syrax altijd op zijn omgeving achter had hij hen niet opgemerkt. De stad was nog heter dan op het platte land. Syrax gromde inwendig en trok zijn neus lichtelijk op. Hoewel de lucht koeler was geworden, toch stond het nog steeds naar zweet. Het plein waar de markt gehouden werd was nog best vol en ergens daar bij een stel tafeltjes zat de man die op zijn komst had zitten wachten. 'Ah, u heeft mijn weglopers al gevonden. Ik wist dat we op uw sneller handelen konden rekenen Jonge heer Normedius.' sliste de man die vanuit zijn schaduwrijke parasol naar het aankomende groepje keek. Zijn woorden waren binnen gehoor afstand en Syrax grijnsde even kort. 'Maar natuurlijk Heer Aqarius. Zulke dingen horen snel af gehandeld te worden net als de beloning die u uit geloofd had. 2000 per slaaf als ik me goed herinner.' zei Syrax en hield de ketens nog stevig in zijn vuist geklemd zodat niemand ze nog pakken kon voor Syrax hun beloning had geint. Aqarius wilde eerst tegen stribbelen, maar Syrax hield voet bij stuk en kreeg in vier zakken verdeeld het geld dat de man hem schuldig was. Daarna werden de ketens verwisseld en nam Syrax zijn eigen lederen banden met de ketens weer mee. Alle tien zijn mannen waren helemaal in de spirit om los te gaan in de taverne, maar een stemgeluid liet hem omkijken. Syrax was in zijn werk wat hij deed niet snel verbaasd of schrok snel dat was ook nu niet aan hem te zien. De man achter hem was groter dat was zeker, maar Syrax had niet verwacht dat zijn broer als ware een geest bij hem op te duiken. Al kon je als Acacius even naar de ogen van zijn broer keek toch een lichte glans van verrassing te zien. 'Wel, wel. Kom je toch nog op bezoek?' vroeg Syrax en zijn stem klonk neutraal, maar ook licht plagend. Hij haten zijn broer niet nog was hij teleurgesteld in hem. Ze hadden ieder een weg gekozen en dat ze beide wat anders deden dan de ander verried hooguit dat geen mens hetzelfde was. 'We wilde net naar een taverne gaan. Daar kun jij ook je keel smeren Broer.' Goh dat woord had hij al lang niet meer uitgesproken gehad, maar zijn mannen kregen ineens door dat hun baas even was achtergebleven. 'Is er iets baas?' vroeg Markus en legde voor alle zekerheid zijn hand op het gevest van zijn zwaard. Mochten er problemen, maar door een sussend handgebaar van Sy ontspande de man zich. 'Nee Markus ga maar vast met de mannen, maar hou twee plaatsten vrij.' zei Syrax zonder zijn blik van zijn broer af te wenden. Het was lang geleden en ze waren beide veranderd dat was zeker. Markus gromde even instemmend voor hij de rest meenam naar de taverne van Poppie de waardin. Syrax grinnikte heel even en draaide zich daarna om. Acacius zou vast volgen zo niet dan was dat zijn zaak.
(Woehoe! 1277 woorden! De meeste tot nu toe geschreven door mij als post!)
(Woehoe! 1277 woorden! De meeste tot nu toe geschreven door mij als post!)
Syrax- Aantal berichten : 64
Registratiedatum : 28-02-16
Character sheet
Beroep::
Crush:: Gold, woman and beer!
Quote::
Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum