~Two hunters fighting for survival.~ [Gannicus.]
2 plaatsers
~Two hunters fighting for survival.~ [Gannicus.]
De zon scheen hoog aan de hemel. Er waren weinig wolken te zien en als er wolken te zien waren. Dan waren het fel witte kleine schaapjes. Die langzaam voorbij zweefden in het weinige beetje wind dat er was. Het werd steeds drukker en drukker op de straat. Hoe dieper hij in de stad kwam, hoe meer mensen zich leken te verzamelen. Verkopers leken te schreeuwen. Proberend om mensen naar hen toe te lokken. Proberend hun waarde volle spullen te verkopen aan niets wetende voorbijgangers. Slaven liepen rond met zware manden met allerlei spullen in. Rond zeulend om hun meesters of meesteressen tevreden te stellen. Hoewel veel van de rijkelui nooit tevreden zouden zijn. Ook al hadden ze alles ter wereld. Ze wouden steeds meer en meer hebben. Damens zaten te rusten in de zon bij vrienden. Hoog op, op hun balkons die de enige schaduw op de straten leken te wierpen. Ze staarden naar beneden met haviksogen. Kijkend of ze niemand zagen die ze konden herkennen. Iets om over te roddelen of gewoon hun neus optrekkend als ze een arme persoon of een slaaf zagen. Of zagend hoe luid de werklui wel niet waren. Terwijl hun mannen hun probeerde te bedaren zeggend dat zo’n mensen nou niets anders dan luid konden zijn. Of anderen die gewoon mee lachte net zoals hun vrouwen. De stad was weer zo levendig als iets. Gelukkig had hij er niet te veel last van. Meerijdend met een strowagen, had hij enkel last van de ogen die op hem werden gericht als ze passeerden en het stof dat door de wielen van de wagen de lucht in werd gehust. Hij kon de ogen voelen branden en enkele keren keek hij omhoog om in de ogen te staren van een nieuwsgierige aanschouwer. Hij gaf hun dan een glimlach of een serieuze blik terug. Terwijl zij dan lekker weer konden roddelen over de vreemdeling. Hij was hier niet echt een vreemdeling. Hij was hier vaak geweest in Rome. Tijdens zijn dienst in het leger. Hij was zeker dat een paar van deze mannen hem ook wel herkende en zich afvroegen wat hij hier kwam doen. Maar hij was hier niet voor zaken dat te maken hadden met het leger. Hij had het leger al lang geleden achtergelaten. Maar deze mensen hoefden dat niet te weten. Zijn ogen gleden weer naar de straten. Wat honden zaten te blaffen en kinderen speelden ook in het rond met takken als zwaarden. Hij glimlachte even. Hoe lang was het geleden dat hij zo door de straten had gerend? Veel te lang. Maar hij was niet langer meer een kind. Hij was een man geworden, een met vele verschillende doelen. Hij had geluk gehad dat de boer hem een lift had willen geven. Natuurlijk niet gratis. Neen hij moest er twee Denarie’s voor geven. Maar hij had er geen probleem mee. Het was een eerlijke deal. Hoewel de man hem niet helemaal zou brengen tot waar hij precies moest zijn. Wat wel ergens jammer was, want hij liep niet zo graag in deze drukke straten. Daarom kwam hij hier ook niet zo vaak overdag. Meestal zwierf hij ’s nachts over de straten. Als een zwarte schaduw. Van daar dat de mensen die hem op straat ’s nachts hadden gezien ook hem een bijnaam hadden gegeven. ‘Black Hunter.’ Hoewel geen enkele van deze mensen wist at het over hem ging. Het was een gerucht dat door de straten. Hoewel het niet echt een gerucht was. Hij was echt en hij hielp mensen die hem er voor inhuurde. Welke taak het ook was. Hij zou alles aannemen. Zolang hij dacht dat het, het waard was. Zolang het naar zijn waarden was, maakte het niets uit. Er waren sommige taken die hij niet aanvaarde en niet aannam. Ook had hij geen vaste waarde. Het lag aan de taak die hij moest uitvoeren hoe veel men moest betalen en voor de taak waar hij nu voor ingehuurd was. Zou hij waarschijnlijk wat extra voor vragen. Waarom? Eén omdat het hem veel moeite had gekost om zo ver te geraken en hoewel de taak op zich niet zo moeilijk was. Het was iets dat hij normaal gesproken zelfs niet zou aanvaarden. Maar degene waar hij nu achter zat, had hij al meerdere malen ontmoet en hij wist hoe de man in elkaar zat. Misschien zou hij er zelfs een scene van maken. Een beetje genieten van het werk dat hij had en de plaats waar hij nu naartoe aan het gaan was. Was de perfecte plaats voor die taak. Hij sloot zijn ogen weer en hield zich vast toen de kar een hobbelige beweging maakte en meer stof en zand van de droge weg over hem heen werd gesmeten. Hij had nog geluk dat hij in het stro zat. Een zachte ondergrond. Ook al staken sommige takjes wat te veel uit en prikte ze hem ongemakkelijk. De kar begon trager en trager voort te bewegen. Doordat de boer en zijn paard niet langer meer door de mensen hoop door konden rijden. De man schreeuwde tegen de voorbijgangers om aan de kant te gaan. Maar tot de man zijn frustratie reageerden er maar weinig mensen op. Acacius zuchtte even, het leek er op dat hij vanaf hier sneller voor uit zou komen als hij te voet door de straten zou lopen. Er waren een paar gemakkelijke zijstraatjes die hij wel kon nemen. Zo kon hij de meeste drukte op de straten ook wat tegen gaan. Hij draaide zich zo goed mogelijk om naar de boer en legde een hand op de man zijn schouder. De man verschoot een beetje van de plotselinge aanraking en draaide zijn hoofd precies iets te snel naar hem toe. ”Wat moet je nu weer.” Beet de man hem een beetje toe. Acacius haalde de twee Denarie’s uit die hij de man had beloofd en de boer stak meteen zijn hand uit toen hij de munten zag. Acacius bedankte de man voor de lift. Voor hij zijn kap over zijn hoofd trok en uit de kar sprong en tussen de mensen in verdween. Met soepele bewegingen bewoog hij zich voort door de menigte en verdween in de bende. Door zijn donkere kleren viel hij niet zo veel op. Waar hij dankbaar voor was. Ook al waren er wel een paar wantrouwige ogen op hem gericht. Maar al snel liep hij door naar één van de zijstraatjes en begon hij door de huizen heen te lopen. Weg van de drukke hoofd weg. Het geluid van de mensen in de straat verdween geleidelijk bij iedere stap.
Door de zijstraatjes was hij snel bij zijn bestemming gekomen. Hoewel hij zijn bestemming nog niet kon zien. Kon hij het wel horen? Hoe? Hij kon het geschreeuw het gepraat en de vele voetstappen nu al horen op de straten. Het was duidelijk dat er veel mensen waren gekomen naar het Colosseum. Hiervoor was hij ook. Niet zo zeer voor de gevechten die er vandaag zouden plaats vinden. Maar omdat hij wist dat degene die hij zocht ook in het Colosseum aanwezig zou zijn. Zittend op een van de privé plaatsen die de rijkelui het hunne noemden. Het zou niet makkelijk zijn om hem te vinden in de menigte. Het zou niet gemakkelijk zijn om binnen het Colosseum te raken. Ze claimden veel geld aan de mensen voor deze shows. Hij kon moeilijk begrijpen dat mensen een plezier hadden in het zien van deze shows. Hoe mensen aan één gescheurd werden door anderen. Het bloed dat vloeide. Misschien kon hij het ook wel ergens verstaan. De meeste van deze mensen hadden nog nooit een echt gevecht meegemaakt. Neen ze bleven liever veilig en hoog op kijken naar beneden hoe anderen elkaar af slachtte. Mochten ze zelf in de ring gehooid worden. Dan was hij zeker dat geen enkele persoon ooit nog terug zou komen. Tenzij het vechters waren. Gladiatoren. Vrijwillig of als slaven. Maar de meeste van de Gladiatoren hadden zelf ook geen keuze. Hij nam eens even diep adem toen hij een zijstraatje uitliep en meteen omringt werd door een menigte. Het Colosseum stak hoog boven en voor hem uit. Rijen mensen stonden voor de vele ingangen. Trainers en rijkelui stonden hun Gladiatoren te promoten. Hopend dat sommigen hun geld zouden verwedden. Zijn ogen gleden over alles. Vooral de wachten. Het was geen optie om via de gewone ingang naar binnen te dringen. Hij had ook niet genoeg geld bij om de ingang te betalen en de meeste van de mensen die nu al stonden te wachten zouden vandaag ook waarschijnlijk niet meer binnen raken. In snelle bewegingen gleed hij door de menigte. Hij kon door één van de ramen naar binnen sluipen. Dat zou hij gedaan hebben mocht het nacht zijn. Maar in het felle licht van de dag. Was het onmogelijk om door een raam te klimmen zonder dat een wachter hem zou zien. Dus hij zou via een andere ingang moeten binnen gaan en die ingang. Was de zelfde als het verse bloed dat vandaag zou afgeslacht worden. Dieven, moordenaars en slaven. Mensen die zouden vechten voor hun vrijheid. Maar deze plaats nooit meer levend zouden verslagen. Langzaam stapte hij dichterbij naar één van deze karren vol. Zijn ogen hielden de mensen om hem heen goed in de gaten. Voor hij in een soepele beweging onder één van de karren kroop en zich vast klampte aan de onderkant. Zijn spieren spande zich aan terwijl hij zijn ademhaling onder controle hield. Hij draaide zijn hoofd zo dat hij nog de benen kon zien van degene die voorbij liepen. Hij sprak een stil gebed uit naar de goden dat hij hier niet te lang zou moeten hangen. Het zou al moeilijk genoeg worden. Het leek er op dat de goden hem goed gezind waren. Want hij had de woorden nog niet goed gefluisterd, voor de kar in beweging kwam. Tot zo ver leek alles goed verlopen te zijn. Na controle van de personen in de kar. Gleed het rijtuig naar binnen in de duisternis van de gangen die onder het Colosseum liepen. Het enige licht dat hier viel, was door de kleine raampjes met tralies er voor en de fakkels die aan de muren hingen te branden. Het duurde ook niet lang voor de poort waardoor ze naar binnen waren gereden achter hem gesloten werd. Met sterke houten balken werd vergrendeld en nog een paar wachten werden geplaatst. Er zeker voor zorgend dat niemand deze plek zou verlaten. Het leek er op dat hij meer problemen zou krijgen om deze plek weer te verlaten dan dat hij had om hier naar binnen te raken. Hij haalde even diep adem toen de kar tot stil stand werd gebracht. Wachten en begeleiders kwamen naar voren om de mensen af te laden. Hij vloekte stil over hoe traag dit wel niet ging. Hij kon zijn spieren voelen branden. Maar getraind als hij was, van thuis en in het leger. Was hij niet zomaar iemand die zo maar zou los laten. Hij zou de pijn door zijn spieren laten lopen tot hij het niet meer kon uithouden. Persoon oer persoon werd afgeladen en gecontroleerd. Hij sloot zijn ogen, zodat hij zich beter kon concentreren. De tijd leek langzaam voorbij te strijken. Tot hij de voetstappen kon horen vertrekken. Hij opende zijn ogen weer en zag hoe de hele groep weggeleid werd. Zelf de paarden van de kar werden weg geleid. Waarschijnlijk naar hun stal. Hij wachtte tot hij geen voetstappen meer kon horen. Geen persoon meer kon zien. Voor hij zich zelf liet vallen van de kar. Gehurkt wachtte hij nog even. Hij wilde er zeker van zijn dat er geen wachten of andere mensen hier meer waren. Tot dan bleef hij gehurkt onder de wagen staan en keek hij de gangen rond. Het geluid van de menigte die boven grond het Colosseum vulde was hier ook nog hoorbaar. Gedempt dat wel. Maar nog altijd duidelijk hoorbaar in voor zijn scherpe zintuigen.
Met zijn kap over zijn hoofd getrokken lep hij nu door de ondergrondse hangen van het Colosseum. Hij bleef dicht tegen de muur lopen. Zodat hij zich er makkelijker tegen aan kon duwen als er iemand in zicht was. Maar het leek er op dat deze gangen zo goed als verlaten waren. Zijn ogen keken rond naar een opening. Een manier om boven de grond te raken. Niet in het midden van het Colosseum daar waar de gevechten plaats zouden nemen. Maar juist een weg om naar de standen te gaan. Een maal in de standen kon hij zoeken naar die man en hem dan ‘bedreigen’ om te krijgen wat degene die hem ingehuurd had wou. Hij was al vaker hier geweest. Maar nog nooit was hij in de ondergrondse hangen geweest. Het was een vreemd gevoel die over hem ging terwijl hij hier liep. Wetend hoeveel doden er hier door deze hangen al waren vervoerd. Het was een geheel andere wereld. Tenminste in zijn ogen. Hoewel hij zich hier ergens ook thuis leek te voelen. Hij werd er kalm van. Zijn stappen stopten toen een grom zijn oren vulde. Hij draaide rustig een beetje om en staarde recht in de ogen van één van de gevreesde tijgers die ze hier hielden. Het beest trok zijn lippen op zodat de scherpe witte tanden duidelijk zichtbaar werden. Dodelijke tanden, passend voor een roofdier van dat kaliber. Het was een schande dat deze beesten hongerig werden gehouden. Zo dat ze geen twee keer zouden na denken om een persoon te verscheuren. Hij staarde recht in die gele ogen. Tot de tijger weer ging liggen. Hem nog steeds in de gaten houdend. Een lichte glimlach kwam op zijn lippen. Voor hij terug voortliep. Hij vond een trap omhoog, naar de gangen waar de Gladiatoren door liepen op weg naar hun slechtveld. Via hier zou hij ook wel een weg vinden naar de standen. Een paar wachten liepen voorbij en snel drukte hij zich stevig tegen een muur aan. Zich verstoppend in één van de schaduwen. Zijn ogen volgden de twee wachten. Zijn hard leek heel even wat sneller te staan. Heel even verwachte hij dat de twee hem zouden zien. Niet dat het zo’n groot probleem zou vormen. Maar hij hier niet lang kunnen blijven als hij twee wachten zou moeten neerhalen. Tot zijn opluchting liepen de twee al snel verder en verdwenen ergens verder in de gangen. Met een paar snelle passen liep hij vooruit. Hij keek beide richtingen uit. Nu was het te zien welke richting hij uit moest gaan. Misschien was het een goed idee om de wachten te volgen. Het kon zijn dat zij tussen de menigte zouden staan om alles onder controle te houden. Maar het kon ook zijn dat ze juist een paar slaven of dieven, moordenaars gingen halen om het veld in te smijten. Hij haalde even diep adem. Hij hoefde niet te panikeren. Nu dat hij hier was kon hij zichzelf voordoen als iemand die hier hoorde. Uiteraard had niet iedereen toegang tot deze plek. Dus als hij hier was zouden de meesten en hij hoopte op iedereen er van uitgaan dat hij hier mocht zijn en een reden had om hier te zijn. Hij mocht hier misschien niet zomaar zijn. Maar hij had wel een goede reden om hier te zijn. Hij trok zijn kap van zijn hoofd en koos er voor om de wachten toch maar te volgen. Als hij verkeerd uitkwam wist hij meteen welke richting hij wel uit moest gaan. Hij begon wat rechter te lopen en had een serieuze blik in zijn ogen. Hier kon hij het geroep van de mensen wel duidelijker horen. Het geklop van hun voeten terwijl ze in ritme samen bewogen. Het gejuich en het ge-boe-roep. Het leek er op dat de eerste gevechten waren begonnen. Ze begonnen altijd klein. Met mensen die niet goed konden vechten. Lafaards en gewone boeren. Die werden beloofd dat als ze als enigste overbleven ze weer vrij zouden worden gelaten. Goedgelovigen. Want ook al bleven ze als laatste over. Het was nog altijd de beslissing van het publiek of ze vrij zouden worden gelaten of niet. Iets wat maar zelden gebeurde. Zo niet werden ze aan de leeuwen of tijgers gevoerd. Of kwam één van de vaste Gladiatoren op om hen een kopje kleiner te maken. Een zucht verliet zijn lippen. Dat hij er aan had gedacht om een gladiator te worden. Hij hield van de kik die het gaf. Maar hij was nu blij met de keuzes die hij tot nu toe had gemaakt. Hij was ook tevreden met hoe hij zijn leefgeld verdiende. Hoewel hij nog altijd in dienst stond van de keizer als soldaat. Hij zou ook altijd paraat staan mocht hij worden opgeroepen. Ooit had hij gehoopt om generaal te worden. Zodat hij er voor kon zorgen dat minder van zijn mannen zouden sneuvelen. Nu leek die droom ver weg te zijn. Maar het was niet onmogelijk in zijn ogen. Hij stopte even bij een paar treden die duidelijk naar boven leidde. Naar de standen. Hij was tevreden met hoe ver hij was gekomen en hoe hij hier was gekomen. Nu moest hij enkel zijn ‘prooi’ nog vinden. Hij wou net stappen op de eerste trede toen het geluid van voetstappen zijn oren vulde. Als reactie bleef hij staan. Hij wist dat hij gemakkelijk gewoon naar boven kon gaan en niemand zou hem stoppen. Maar nu dat hij hier was, was hij ook een beetje nieuwsgierig. Deze voetstappen leken niet de voetstappen te zijn van een wachter. Ze hadden niet de zelfde ritme als dar van een wachters. Dus het moest iemand anders zijn. Het waren zware voetstappen en hij was er zeker van dat het niet zomaar een rijke lafaard was dat hier rond liep. Rustig draaide hij zich een beetje in de richting van het geluid. Om de eigenaar van de voetstappen te aanschouwen. Zijn donkerblauwe ogen richtte zich meteen op naar de man.
[Ik had heel veel inspiratie. XD 3000 woorden speciaal voor jou. Ganni. ^.^]
Door de zijstraatjes was hij snel bij zijn bestemming gekomen. Hoewel hij zijn bestemming nog niet kon zien. Kon hij het wel horen? Hoe? Hij kon het geschreeuw het gepraat en de vele voetstappen nu al horen op de straten. Het was duidelijk dat er veel mensen waren gekomen naar het Colosseum. Hiervoor was hij ook. Niet zo zeer voor de gevechten die er vandaag zouden plaats vinden. Maar omdat hij wist dat degene die hij zocht ook in het Colosseum aanwezig zou zijn. Zittend op een van de privé plaatsen die de rijkelui het hunne noemden. Het zou niet makkelijk zijn om hem te vinden in de menigte. Het zou niet gemakkelijk zijn om binnen het Colosseum te raken. Ze claimden veel geld aan de mensen voor deze shows. Hij kon moeilijk begrijpen dat mensen een plezier hadden in het zien van deze shows. Hoe mensen aan één gescheurd werden door anderen. Het bloed dat vloeide. Misschien kon hij het ook wel ergens verstaan. De meeste van deze mensen hadden nog nooit een echt gevecht meegemaakt. Neen ze bleven liever veilig en hoog op kijken naar beneden hoe anderen elkaar af slachtte. Mochten ze zelf in de ring gehooid worden. Dan was hij zeker dat geen enkele persoon ooit nog terug zou komen. Tenzij het vechters waren. Gladiatoren. Vrijwillig of als slaven. Maar de meeste van de Gladiatoren hadden zelf ook geen keuze. Hij nam eens even diep adem toen hij een zijstraatje uitliep en meteen omringt werd door een menigte. Het Colosseum stak hoog boven en voor hem uit. Rijen mensen stonden voor de vele ingangen. Trainers en rijkelui stonden hun Gladiatoren te promoten. Hopend dat sommigen hun geld zouden verwedden. Zijn ogen gleden over alles. Vooral de wachten. Het was geen optie om via de gewone ingang naar binnen te dringen. Hij had ook niet genoeg geld bij om de ingang te betalen en de meeste van de mensen die nu al stonden te wachten zouden vandaag ook waarschijnlijk niet meer binnen raken. In snelle bewegingen gleed hij door de menigte. Hij kon door één van de ramen naar binnen sluipen. Dat zou hij gedaan hebben mocht het nacht zijn. Maar in het felle licht van de dag. Was het onmogelijk om door een raam te klimmen zonder dat een wachter hem zou zien. Dus hij zou via een andere ingang moeten binnen gaan en die ingang. Was de zelfde als het verse bloed dat vandaag zou afgeslacht worden. Dieven, moordenaars en slaven. Mensen die zouden vechten voor hun vrijheid. Maar deze plaats nooit meer levend zouden verslagen. Langzaam stapte hij dichterbij naar één van deze karren vol. Zijn ogen hielden de mensen om hem heen goed in de gaten. Voor hij in een soepele beweging onder één van de karren kroop en zich vast klampte aan de onderkant. Zijn spieren spande zich aan terwijl hij zijn ademhaling onder controle hield. Hij draaide zijn hoofd zo dat hij nog de benen kon zien van degene die voorbij liepen. Hij sprak een stil gebed uit naar de goden dat hij hier niet te lang zou moeten hangen. Het zou al moeilijk genoeg worden. Het leek er op dat de goden hem goed gezind waren. Want hij had de woorden nog niet goed gefluisterd, voor de kar in beweging kwam. Tot zo ver leek alles goed verlopen te zijn. Na controle van de personen in de kar. Gleed het rijtuig naar binnen in de duisternis van de gangen die onder het Colosseum liepen. Het enige licht dat hier viel, was door de kleine raampjes met tralies er voor en de fakkels die aan de muren hingen te branden. Het duurde ook niet lang voor de poort waardoor ze naar binnen waren gereden achter hem gesloten werd. Met sterke houten balken werd vergrendeld en nog een paar wachten werden geplaatst. Er zeker voor zorgend dat niemand deze plek zou verlaten. Het leek er op dat hij meer problemen zou krijgen om deze plek weer te verlaten dan dat hij had om hier naar binnen te raken. Hij haalde even diep adem toen de kar tot stil stand werd gebracht. Wachten en begeleiders kwamen naar voren om de mensen af te laden. Hij vloekte stil over hoe traag dit wel niet ging. Hij kon zijn spieren voelen branden. Maar getraind als hij was, van thuis en in het leger. Was hij niet zomaar iemand die zo maar zou los laten. Hij zou de pijn door zijn spieren laten lopen tot hij het niet meer kon uithouden. Persoon oer persoon werd afgeladen en gecontroleerd. Hij sloot zijn ogen, zodat hij zich beter kon concentreren. De tijd leek langzaam voorbij te strijken. Tot hij de voetstappen kon horen vertrekken. Hij opende zijn ogen weer en zag hoe de hele groep weggeleid werd. Zelf de paarden van de kar werden weg geleid. Waarschijnlijk naar hun stal. Hij wachtte tot hij geen voetstappen meer kon horen. Geen persoon meer kon zien. Voor hij zich zelf liet vallen van de kar. Gehurkt wachtte hij nog even. Hij wilde er zeker van zijn dat er geen wachten of andere mensen hier meer waren. Tot dan bleef hij gehurkt onder de wagen staan en keek hij de gangen rond. Het geluid van de menigte die boven grond het Colosseum vulde was hier ook nog hoorbaar. Gedempt dat wel. Maar nog altijd duidelijk hoorbaar in voor zijn scherpe zintuigen.
Met zijn kap over zijn hoofd getrokken lep hij nu door de ondergrondse hangen van het Colosseum. Hij bleef dicht tegen de muur lopen. Zodat hij zich er makkelijker tegen aan kon duwen als er iemand in zicht was. Maar het leek er op dat deze gangen zo goed als verlaten waren. Zijn ogen keken rond naar een opening. Een manier om boven de grond te raken. Niet in het midden van het Colosseum daar waar de gevechten plaats zouden nemen. Maar juist een weg om naar de standen te gaan. Een maal in de standen kon hij zoeken naar die man en hem dan ‘bedreigen’ om te krijgen wat degene die hem ingehuurd had wou. Hij was al vaker hier geweest. Maar nog nooit was hij in de ondergrondse hangen geweest. Het was een vreemd gevoel die over hem ging terwijl hij hier liep. Wetend hoeveel doden er hier door deze hangen al waren vervoerd. Het was een geheel andere wereld. Tenminste in zijn ogen. Hoewel hij zich hier ergens ook thuis leek te voelen. Hij werd er kalm van. Zijn stappen stopten toen een grom zijn oren vulde. Hij draaide rustig een beetje om en staarde recht in de ogen van één van de gevreesde tijgers die ze hier hielden. Het beest trok zijn lippen op zodat de scherpe witte tanden duidelijk zichtbaar werden. Dodelijke tanden, passend voor een roofdier van dat kaliber. Het was een schande dat deze beesten hongerig werden gehouden. Zo dat ze geen twee keer zouden na denken om een persoon te verscheuren. Hij staarde recht in die gele ogen. Tot de tijger weer ging liggen. Hem nog steeds in de gaten houdend. Een lichte glimlach kwam op zijn lippen. Voor hij terug voortliep. Hij vond een trap omhoog, naar de gangen waar de Gladiatoren door liepen op weg naar hun slechtveld. Via hier zou hij ook wel een weg vinden naar de standen. Een paar wachten liepen voorbij en snel drukte hij zich stevig tegen een muur aan. Zich verstoppend in één van de schaduwen. Zijn ogen volgden de twee wachten. Zijn hard leek heel even wat sneller te staan. Heel even verwachte hij dat de twee hem zouden zien. Niet dat het zo’n groot probleem zou vormen. Maar hij hier niet lang kunnen blijven als hij twee wachten zou moeten neerhalen. Tot zijn opluchting liepen de twee al snel verder en verdwenen ergens verder in de gangen. Met een paar snelle passen liep hij vooruit. Hij keek beide richtingen uit. Nu was het te zien welke richting hij uit moest gaan. Misschien was het een goed idee om de wachten te volgen. Het kon zijn dat zij tussen de menigte zouden staan om alles onder controle te houden. Maar het kon ook zijn dat ze juist een paar slaven of dieven, moordenaars gingen halen om het veld in te smijten. Hij haalde even diep adem. Hij hoefde niet te panikeren. Nu dat hij hier was kon hij zichzelf voordoen als iemand die hier hoorde. Uiteraard had niet iedereen toegang tot deze plek. Dus als hij hier was zouden de meesten en hij hoopte op iedereen er van uitgaan dat hij hier mocht zijn en een reden had om hier te zijn. Hij mocht hier misschien niet zomaar zijn. Maar hij had wel een goede reden om hier te zijn. Hij trok zijn kap van zijn hoofd en koos er voor om de wachten toch maar te volgen. Als hij verkeerd uitkwam wist hij meteen welke richting hij wel uit moest gaan. Hij begon wat rechter te lopen en had een serieuze blik in zijn ogen. Hier kon hij het geroep van de mensen wel duidelijker horen. Het geklop van hun voeten terwijl ze in ritme samen bewogen. Het gejuich en het ge-boe-roep. Het leek er op dat de eerste gevechten waren begonnen. Ze begonnen altijd klein. Met mensen die niet goed konden vechten. Lafaards en gewone boeren. Die werden beloofd dat als ze als enigste overbleven ze weer vrij zouden worden gelaten. Goedgelovigen. Want ook al bleven ze als laatste over. Het was nog altijd de beslissing van het publiek of ze vrij zouden worden gelaten of niet. Iets wat maar zelden gebeurde. Zo niet werden ze aan de leeuwen of tijgers gevoerd. Of kwam één van de vaste Gladiatoren op om hen een kopje kleiner te maken. Een zucht verliet zijn lippen. Dat hij er aan had gedacht om een gladiator te worden. Hij hield van de kik die het gaf. Maar hij was nu blij met de keuzes die hij tot nu toe had gemaakt. Hij was ook tevreden met hoe hij zijn leefgeld verdiende. Hoewel hij nog altijd in dienst stond van de keizer als soldaat. Hij zou ook altijd paraat staan mocht hij worden opgeroepen. Ooit had hij gehoopt om generaal te worden. Zodat hij er voor kon zorgen dat minder van zijn mannen zouden sneuvelen. Nu leek die droom ver weg te zijn. Maar het was niet onmogelijk in zijn ogen. Hij stopte even bij een paar treden die duidelijk naar boven leidde. Naar de standen. Hij was tevreden met hoe ver hij was gekomen en hoe hij hier was gekomen. Nu moest hij enkel zijn ‘prooi’ nog vinden. Hij wou net stappen op de eerste trede toen het geluid van voetstappen zijn oren vulde. Als reactie bleef hij staan. Hij wist dat hij gemakkelijk gewoon naar boven kon gaan en niemand zou hem stoppen. Maar nu dat hij hier was, was hij ook een beetje nieuwsgierig. Deze voetstappen leken niet de voetstappen te zijn van een wachter. Ze hadden niet de zelfde ritme als dar van een wachters. Dus het moest iemand anders zijn. Het waren zware voetstappen en hij was er zeker van dat het niet zomaar een rijke lafaard was dat hier rond liep. Rustig draaide hij zich een beetje in de richting van het geluid. Om de eigenaar van de voetstappen te aanschouwen. Zijn donkerblauwe ogen richtte zich meteen op naar de man.
[Ik had heel veel inspiratie. XD 3000 woorden speciaal voor jou. Ganni. ^.^]
Acacius- Aantal berichten : 96
Registratiedatum : 23-02-16
Leeftijd : 27
Character sheet
Beroep::
Crush:: The gods have not blessed me with a love.
Quote:: Do not fight just to survive. Fight so you can live.
Re: ~Two hunters fighting for survival.~ [Gannicus.]
Lang gewacht had hij. Lang gewacht tot dit moment. Naar Gannicus' weten was het alweer een eeuwigheid geleden sinds hij in een arena was geweest. De dagen hadden lang geduurd. Slokten hem op in een waanzin van geslotenheid. In die dagen had de gladiator niets anders gedaan dan vrij veel wijn zuipen en uren lang alleen trainen. Het was zijn manier van overleven. Zijn manier om de realiteit te onderdrukken: dat hij niets meer was dan een gewone slaaf. Opgesloten, met geen mogelijkheid te ontsnappen. Oh natuurlijk, er bestond een kans weg te komen. Dat weg lopen uit je kooi stelt niet veel voor. Maar ongezien blijven in dit vervloekte rijk, dat bleek de kunst. Elke ontsnapte slaaf werd opgejaagd. Als enigste schaap, op de vlucht voor een roedel leeuwen. De verhalen gingen als een lopend vuurtje door de bevolking heen. En al die verhalen werden aan hen, de overige slaven, voorgelegd als voorbeeld. Gannicus had de waarschuwing begrepen. Het als één van de weinigen min of meer geaccepteerd. Hij zou vechten om de mensen te entertainen. Om zijn Dominus tevreden te houden en bovenal: om de beste te worden. De beste gladiator die het Colosseum had gehad. Dat doel bezat Gannicus nu al een tijdje, want meer dan dat kon hij toch niet van zijn leven maken. Het was het enigste beetje eer dat hij behalen kon. Naar zijn weten zat hij al op het goede spoor. Voor zes jaar lang wist hij al te overleven. Had geen één gladiator hem kunnen verslaan. Vele overwinningen stonden gevestigd op zijn naam, wat ervoor had gezorgd dat hij nu een bijnaam had: God. God of the arena. Die bijnaam had ervoor gezorgd dat zijn zelfvertrouwen een enorme boost had gekregen. Zijn hoop om misschien ooit het houten zwaard te winnen. Dat houten zwaard werd enkel aan de beste gladiatoren gegeven; het was de sleutel van vrijheid. Met dat zwaard werd de slaaf vrij gelaten en zou er niet meer op gejaagd worden. Een droom die iedere slaaf wel zou hebben. Gannicus daar in tegen was er sceptisch over. Tuurlijk, hij had de stiekeme hoop het ooit te winnen maar hij wist ook dat zijn Dominus hem nooit zou laten gaan. Hij was de favoriet van het huis. Degene die geld in het laatje bracht. Het huis van de Dominus op de kaart bracht. Wat voor idioot zou nou zo'n slaaf diens vrijheid gunnen? Niemand.
Echter was het slaaf weten niet helemaal bagger. Niet als gladiator zijnde. Ze hadden het nog behoorlijk goed voor elkaar. Goede prestaties werden beloond met geld, wijn en vrouwen. Luxe die velen ontzegt waren. Dat waren ook de enigste redenen wat Gannicus nog enigszins gelukkig hield. Wat zou een leven zijn zonder vrouwen en wijn? Daarbij had hij als een "brave" slaaf meer vrijheid gekregen van z'n Dominus. Regelmatig mocht hij het huis verlaten, om de stad in te trekken, en hoefde hij ook niet altijd in zijn cel te zitten. Zoals nu zwierf Gannicus onrustig door de ondergrondse gangen van het Colosseum. Onzeker of hij vandaag wel vochten kon, ja of nee. Zijn hart klopte als een razende. Zijn aderen waren flink opgezet. Een teken dat hij meer dan klaar was om naar het zwaard te grijpen. Met stil zitten afwachten kon hij niks bereiken. Geen volgende overwinning. Geen geld. Geen prestatie, helemaal niks. Het was frustrerend. Hij wilde de arena in om wederom te laten zien wat hij in huis had. Tot overmaat van ramp had z'n geliefde Dominus ervoor gekozen dat de tegenstanders simpelweg te zwak waren om het tegen op te nemen. Wat betekende dat de kans klein was dat hij vandaag los kon gaan. Die keuze wekte frustratie op, al begreep Gannicus het ergens ook wel. Als hij zou vallen door de handen van een beginner, zou dat een klap zijn voor de naam van het huis. In innerlijke woede wandelde de gladiator terug richting zijn eigen cel. Een plek waar hij weer tot rust zou kunnen komen. Maar die rust werd hem nog niet gegund. Een figuur stond in de gang, bij de trap van de tribunes. Een wantrouwende frons verscheen op zijn getinte voorhoofd. 'Je bent geen wachter, noch een gladiator,' viel hem als eerste op. Niemand van de genoemde partijen zou zulke kleren dragen. Tenzij ze weer wat nieuws hadden uitgevonden. In een kalme tred naderde Gannicus de onbekende. Hij had werkelijk geen idee of de ander gewapend zou zijn, al belemmerde hem dat niet. Dit was immers niet zijn eerste rodeo. 'Wat doe je hier?'
Gannicus- Admin
- Aantal berichten : 88
Registratiedatum : 25-01-16
Character sheet
Beroep::
Crush:: There are many things I'll die for. Many things I'll deserve to die for
Quote:: We are only free, when we fight
Re: ~Two hunters fighting for survival.~ [Gannicus.]
De regen liep uit de hemelen. Alsof de goden zelf al hun water uit hun glazen aan het gieten waren. Bakken, en dat al dagen lang. Het was niet makkelijk geweest voor hem om door de bossen te reizen in dit weer. De grond was wak en modderig. Zijn voetstappen bleven er in door zakken en het was niet gemakkelijk om recht te lopen. Hij had dagen eerder een brief in handen gekregen. Gericht tot de Black Hunter. Gericht aan hem door een onwetend persoon. Een rijke magistraat die zoals gewoonlijk een probleem had met een andere magistraat. Dat was zijn eerste gedachte geweest toen hij de brief in handen kreeg. Het was waar dat iemand een probleem had met een magistraat. Maar tot zijn verrassing was het een simpele veekoopman geweest. Die vaak op de markt stond om zijn producten te verkopen. In de brief stond er niet veel meer dan dat en een vraag of het mogelijk was om contact op te nemen. Hij had getwijfeld. Hij had zeer zeker getwijfeld. Niet zeker of het een echte vraag om hulp was, of een plan om hem te pakken te krijgen. Een val om hem op te pakken. Hij was bekend en niet altijd als de goede. Hoewel hemzelf zijn naam niet veel kon schelen. Niet als Black Hunter. Die naam was een schaduw die rond zwierf. Een schaduw van hemzelf die hij enkel was op sommige momenten. Zijn echte naam. Die bekend was bij zijn vrienden en het leger. Had een meer goede status en daar zorgde hij wel beter voor. Niet zo zeer voor hemzelf. Maar voor de belofte die hij had gemaakt aan zijn vader. Hoewel het gevaar was dat het een val voor hem was. Had hij toch besloten om te reizen. Helaas leken de goden niet goed gezind op dat moment en hadden zijn reis weldegelijk vertraagd door het slechte weer. Waar hij normaal op zijn eigen maar een dag of twee, drie over zou doen. Was hij nu zeker 5 dagen onderweg geweest. Iets waar hij zelf niet te gelukkig mee was geweest. Hij was er zeker van dat de verkoopman niet veel hoop meer over had op zijn komst. Als eerste wist hij niet hoe lang de brief er over had gedaan om in zijn handen te komen. Maar ergens zou de verrassing des te groter zijn als hij de man aansprak.
Hij was dankbaar om te zien dat de markt desondanks de regen en modder op de straten toch veel volk leek te trekken. Het was naar zijn zinnen zelfs drukker dan op andere dagen. Dat maakte het gemakkelijk voor hem om ongezien en ongestoord door de menigte te lopen naar daar waar de verkoopman of beter gezegd de marktkramer stond. Veel was er niet te zien aan het kleine standje. Er waren maar een paar dingen die hij verkocht. Of misschien was dat het enigste dat hij nog kon of mocht verkopen. De man zag er gehavend uit. Zwak en uitgedund. Alsof hij al een hele tijd een tekort aan eten had. Hij wilde de man wel aanspreken. Het recht op de man af vragen. Maar eerst had hij het gebied in de gaten gehouden. Er zeker van zijnde dat er niemand het standje in de gaten hield en dat er geen wachters rond liepen. Was hij op de man afgelopen. Met zijn kap ver over zijn hoofd getrokken. Zodat zijn gezicht niet meer zichtbaar was. Wel het meeste er van was bedekt geweest door de schaduwen. Enkel zijn lippen en kin waren nog duidelijk zichtbaar geweest. De man had eerst gedacht dat hij gewoon iets wilde kopen. Maar toen hij voor een hele tijd niets had gezegd was het toch langzaam door de man doorgedrongen wie hij echt was. Gefluisterd had de man gevraagd. ‘Black Hunter.’ Heel even had hij getwijfeld of hij er op zou reageren of niet. Maar hij had toch een klein knikje gegeven. Daarna had de man zijn situatie uitgelegd. Dat er een Magistraat was die zich hoger achtte dan de anderen. Dat hij nam wat hij het zijne noemde. Zelfs als dat niet het geval was. De man waarover de Marktkramer het had. Hij wist al snel genoeg over wie het ging. Niet dat het zo veel uitmaakte. De marktkramer was bereid om hem rijkelijk te belonen als hij iets aan de situatie kon veranderen. Hij had toegestemd. Niet zo zeer voor wat hij allemaal kon krijgen. Maar meer de kans om een hoge piet voorschut te kunnen zetten en duidelijk te maken dat als Magistraat er dingen waren waar de man geen controle over had. Dat zou al een hele beloning zijn. Toch hij had de man gevraagd of er nog andere waren waarvan de man ‘gestolen’ had. Zoals verwacht waren er nog veel anderen. Hij had toegestemd als deze mensen hem allen zouden kunnen betalen. Hij zou het voor niets doen. Maar ook hijzelf had Denarie’s nodig om te overleven. Hoewel hij als een vrij mens ook in de bossen zou kunnen over leven met jagen en zo. Zelfs hij hield af en toe eens van wat luxe. Een warm bed, wijn, bier, goed eten. Het gezelschap van vrienden of vrouwen. Iets om zijn gedachten te verzetten van alle andere dingen die rond hem gebeurden. Dat was hoe hij aan deze taak was gekomen. Een taak die gevaarlijk kon zijn op vele verschillende manieren. Maar een taak die hij met plezier uit zou gaan voeren.
Hoe hij het voor elkaar zou krijgen. Daar had hij nog niet zo goed over na gedacht. Hier geraken en bij de man komen was zijn eerste zorg geweest. Maar nu hij zo ver was gekomen. Moest hij toch wel ut vogelen hoe hij deze man een toontje lager zo laten zingen. Het was moeilijk om een magistraat van zijn hoge ladder te halen. Dreigingen zouden werken op het moment zelf. Maar daarna zou de man zeker in staat zijn om mensen te sturen om op hem te jagen. Acacius had niet veel zin om als een wild beest te worden opgejaagd. Ook al zou het voor hem niet moeilijk zijn om in de schaduwen te verdwijnen. Hij zou door de straten kunnen lopen als hemzelf en niemand zou verwachten dat hij dezelfde man was als Black Hunter. Het zou een goede duidelijk bericht moeten zijn om de man te laten inzien dat hij niet degene was die de touwtjes in hadden had. Hij zou wel iets vinden wanneer hij de man zag. Zijn gedachten waren nu op dat gericht. En op de weg naar de man. Net toen hij en stap op de trappen naar de standen wilde zetten waar de menigte stond om de gevechten in het veld te aanschouwen. Werden zijn gedachten verstoord door voetstappen en door het geluid van een stem die door hem drong. 'Je bent geen wachter, noch een gladiator,' Zijn ogen richtte zich op een man die op een voorzichtige afstand van hem gestopt was en hem aan keek. Deze man zelf leek niet op een wachter, niet op een magistraat of een gewone burger. Deze man was een slaaf. Een slaaf van de arena. Een Gladiator. Dat was meteen duidelijk op te merken aan de kleren die de man droeg. Als je het kleren mocht noemen. Het was nauwelijks iets beschermend. Maar als de man hier vrij rond liep. Betekende dat, dat als Gladiator hij het al ver geschopt had en dat zijn meester hem genoeg vertrouwde en genoeg respect gaf. Om hem toch gedeeltelijke vrijheid te geven. ‘Een Gladiator… Hm.’ Hij staarde de man recht aan in de ogen. 'Wat doe je hier?' Een lichte zucht verliet zijn lippen. Nauwelijks merkbaar. Voor hij zich meer naar de man toe draaide. Hoewel hij zijn plaats naast de trappen niet verliet. Hij glimlachte even, maar zijn ogen stonden serieus. ”Een wacht of Gladiator ben ik inderdaad niet.” Geen van beide. Hoewel hij als soldaat wel veel op wacht had gestaan. Een soldaat in het leger, was nog altijd een paar rangen hoger dan een wachter die op slaven hoefde te letten. Hoewel die job gemakkelijk en simpel leek te zijn. Ook niet veel werk in zijn ogen. Maar misschien was dat omdat hij zelf al op slachtvelden had gestaan. Echte gevechten voor meer dan gewone shows om de mensen bezig en geboeid te houden. ”En wat ik hier doe, is mijn eigen zaak.” Maar nu dat hij de man zo aan aanschouwde kon hij het ook de zaak van de gladiator maken. Hij had zo’n gevoel dat deze man niet zou vechten deze dag. Daar kon hij misschien wel verandering in brengen. Hij kon zijn meester aanspreken, zelfs betalen en nog een paar andere dingen regelen. Hoe zou hij dat doen? Omdat de man die hij zijn ‘prooi’ had gemaakt. Ook de man was die vandaag dit evenement had mogelijk gemaakt en organiseerde. Het waren ook zijn Gladiatoren die na de middagzon zouden vechten in het veld. De man was redelijk nieuw in dit vakgebied dus natuurlijk waren er veel mensen komen opdagen. Gewoon omdat ze nieuwsgierig waren naar de mannen die de magistraat te bieden had.
Hij kruiste zijn armen en keek de man terug aan in de ogen. ”Speelt u vandaag in de arena?” Hij zie spelen met een reden en niet vechten. In zijn ogen waren deze gevechten, ‘toch voor echte gladiatoren’ niet meer dan een spelletje. Voor anderen was het natuurlijk een gevecht op leven en dood. Hij wist natuurlijk niet hoe de man voor hem hier overdacht. Maar dat maakte ook niets uit. Hij zei het omdat hij er zo over dacht. Omdat hij zelf de Gladiatoren gevechten als één groot spel zag. Hij bleef de man recht in de ogen kijken. Een kleine glimlach speelde op zijn lippen. Hoewel zijn ogen nog altijd serieus stonden. ”Zo niet, kan ik er voor zorgen dat U dat wel kunt doen.” Een beetje extra werk misschien. Maar hij zou er veel baat mee hebben en zijn standpunt duidelijk maken tegenover de Magistraat. Hij had ook wel vertrouwen in de man die voor hem stond. Het was duidelijk te lezen in zijn ogen. De wil om te vechten. De wil om daar te staan. Op dat bebloede zand waar al zo velen eerder het leven hadden gelaten. De wil om daar opnieuw een leven van een tegenstander te benemen. Misschien hoefde hij niet eens naar de meester van deze Gladiator toe te stappen. Er waren vele plannen in zijn hoofd aan het vormen. Vele plannen die hij zou kunnen uitvoeren. Tenminste als de Gladiator voor hem zou toehappen op zijn voorstel en als hij de Magistraat… oh neen hij maakte zich geen zorgen over de Magistraat. Daar zou hij wel voor zorggen. ”Niet alleen dat, maar ook nog eens een Magistraat voorschut zetten voor de ogen van de gehele menigte?” Misschien zelfs wel een beetje verwonden en als de Magistraat niet alles zou bekennen wat hij had gedaan dan was en zekere dood voor die man ook niet te ontsnappen. Het was een perfect plan. Met hier en daar nog wat ruwe kantjes maar die zou hij kunnen plat schrapen met hier en daar een paar aanpassingen te maken. Zijn ogen gleden even naar de treden die hij daarnet had willen betreden en nog zou gaan betreden. Voor hij zijn aandacht weer richtte op de gladiator en een rustige stap in zijn richting zette. Maar nog altijd op een beleefde en vooral veilige afstand bleef staan. Hij wist niet hoe de man zou gaan reageren en hij was het liefst voorbereid op alles. Hij was opgeleid van zijn vierjaar om te vechten en mocht hij willen was hij zeker dat hij zelf ook op dat zand zou kunnen staan. Maar hij was geen slaaf en had ook geen ambitie om een Gladiator te worden. Hij verkoos zijn vrijheid liever. Maar misschien had hij wel een nieuwe ‘vriend’ gevonden in deze man voor hem. ”Wat denkt u er van?”
[2000 words. \<(^.^)>/ Hope you can do something with it. ;D]
Hij was dankbaar om te zien dat de markt desondanks de regen en modder op de straten toch veel volk leek te trekken. Het was naar zijn zinnen zelfs drukker dan op andere dagen. Dat maakte het gemakkelijk voor hem om ongezien en ongestoord door de menigte te lopen naar daar waar de verkoopman of beter gezegd de marktkramer stond. Veel was er niet te zien aan het kleine standje. Er waren maar een paar dingen die hij verkocht. Of misschien was dat het enigste dat hij nog kon of mocht verkopen. De man zag er gehavend uit. Zwak en uitgedund. Alsof hij al een hele tijd een tekort aan eten had. Hij wilde de man wel aanspreken. Het recht op de man af vragen. Maar eerst had hij het gebied in de gaten gehouden. Er zeker van zijnde dat er niemand het standje in de gaten hield en dat er geen wachters rond liepen. Was hij op de man afgelopen. Met zijn kap ver over zijn hoofd getrokken. Zodat zijn gezicht niet meer zichtbaar was. Wel het meeste er van was bedekt geweest door de schaduwen. Enkel zijn lippen en kin waren nog duidelijk zichtbaar geweest. De man had eerst gedacht dat hij gewoon iets wilde kopen. Maar toen hij voor een hele tijd niets had gezegd was het toch langzaam door de man doorgedrongen wie hij echt was. Gefluisterd had de man gevraagd. ‘Black Hunter.’ Heel even had hij getwijfeld of hij er op zou reageren of niet. Maar hij had toch een klein knikje gegeven. Daarna had de man zijn situatie uitgelegd. Dat er een Magistraat was die zich hoger achtte dan de anderen. Dat hij nam wat hij het zijne noemde. Zelfs als dat niet het geval was. De man waarover de Marktkramer het had. Hij wist al snel genoeg over wie het ging. Niet dat het zo veel uitmaakte. De marktkramer was bereid om hem rijkelijk te belonen als hij iets aan de situatie kon veranderen. Hij had toegestemd. Niet zo zeer voor wat hij allemaal kon krijgen. Maar meer de kans om een hoge piet voorschut te kunnen zetten en duidelijk te maken dat als Magistraat er dingen waren waar de man geen controle over had. Dat zou al een hele beloning zijn. Toch hij had de man gevraagd of er nog andere waren waarvan de man ‘gestolen’ had. Zoals verwacht waren er nog veel anderen. Hij had toegestemd als deze mensen hem allen zouden kunnen betalen. Hij zou het voor niets doen. Maar ook hijzelf had Denarie’s nodig om te overleven. Hoewel hij als een vrij mens ook in de bossen zou kunnen over leven met jagen en zo. Zelfs hij hield af en toe eens van wat luxe. Een warm bed, wijn, bier, goed eten. Het gezelschap van vrienden of vrouwen. Iets om zijn gedachten te verzetten van alle andere dingen die rond hem gebeurden. Dat was hoe hij aan deze taak was gekomen. Een taak die gevaarlijk kon zijn op vele verschillende manieren. Maar een taak die hij met plezier uit zou gaan voeren.
Hoe hij het voor elkaar zou krijgen. Daar had hij nog niet zo goed over na gedacht. Hier geraken en bij de man komen was zijn eerste zorg geweest. Maar nu hij zo ver was gekomen. Moest hij toch wel ut vogelen hoe hij deze man een toontje lager zo laten zingen. Het was moeilijk om een magistraat van zijn hoge ladder te halen. Dreigingen zouden werken op het moment zelf. Maar daarna zou de man zeker in staat zijn om mensen te sturen om op hem te jagen. Acacius had niet veel zin om als een wild beest te worden opgejaagd. Ook al zou het voor hem niet moeilijk zijn om in de schaduwen te verdwijnen. Hij zou door de straten kunnen lopen als hemzelf en niemand zou verwachten dat hij dezelfde man was als Black Hunter. Het zou een goede duidelijk bericht moeten zijn om de man te laten inzien dat hij niet degene was die de touwtjes in hadden had. Hij zou wel iets vinden wanneer hij de man zag. Zijn gedachten waren nu op dat gericht. En op de weg naar de man. Net toen hij en stap op de trappen naar de standen wilde zetten waar de menigte stond om de gevechten in het veld te aanschouwen. Werden zijn gedachten verstoord door voetstappen en door het geluid van een stem die door hem drong. 'Je bent geen wachter, noch een gladiator,' Zijn ogen richtte zich op een man die op een voorzichtige afstand van hem gestopt was en hem aan keek. Deze man zelf leek niet op een wachter, niet op een magistraat of een gewone burger. Deze man was een slaaf. Een slaaf van de arena. Een Gladiator. Dat was meteen duidelijk op te merken aan de kleren die de man droeg. Als je het kleren mocht noemen. Het was nauwelijks iets beschermend. Maar als de man hier vrij rond liep. Betekende dat, dat als Gladiator hij het al ver geschopt had en dat zijn meester hem genoeg vertrouwde en genoeg respect gaf. Om hem toch gedeeltelijke vrijheid te geven. ‘Een Gladiator… Hm.’ Hij staarde de man recht aan in de ogen. 'Wat doe je hier?' Een lichte zucht verliet zijn lippen. Nauwelijks merkbaar. Voor hij zich meer naar de man toe draaide. Hoewel hij zijn plaats naast de trappen niet verliet. Hij glimlachte even, maar zijn ogen stonden serieus. ”Een wacht of Gladiator ben ik inderdaad niet.” Geen van beide. Hoewel hij als soldaat wel veel op wacht had gestaan. Een soldaat in het leger, was nog altijd een paar rangen hoger dan een wachter die op slaven hoefde te letten. Hoewel die job gemakkelijk en simpel leek te zijn. Ook niet veel werk in zijn ogen. Maar misschien was dat omdat hij zelf al op slachtvelden had gestaan. Echte gevechten voor meer dan gewone shows om de mensen bezig en geboeid te houden. ”En wat ik hier doe, is mijn eigen zaak.” Maar nu dat hij de man zo aan aanschouwde kon hij het ook de zaak van de gladiator maken. Hij had zo’n gevoel dat deze man niet zou vechten deze dag. Daar kon hij misschien wel verandering in brengen. Hij kon zijn meester aanspreken, zelfs betalen en nog een paar andere dingen regelen. Hoe zou hij dat doen? Omdat de man die hij zijn ‘prooi’ had gemaakt. Ook de man was die vandaag dit evenement had mogelijk gemaakt en organiseerde. Het waren ook zijn Gladiatoren die na de middagzon zouden vechten in het veld. De man was redelijk nieuw in dit vakgebied dus natuurlijk waren er veel mensen komen opdagen. Gewoon omdat ze nieuwsgierig waren naar de mannen die de magistraat te bieden had.
Hij kruiste zijn armen en keek de man terug aan in de ogen. ”Speelt u vandaag in de arena?” Hij zie spelen met een reden en niet vechten. In zijn ogen waren deze gevechten, ‘toch voor echte gladiatoren’ niet meer dan een spelletje. Voor anderen was het natuurlijk een gevecht op leven en dood. Hij wist natuurlijk niet hoe de man voor hem hier overdacht. Maar dat maakte ook niets uit. Hij zei het omdat hij er zo over dacht. Omdat hij zelf de Gladiatoren gevechten als één groot spel zag. Hij bleef de man recht in de ogen kijken. Een kleine glimlach speelde op zijn lippen. Hoewel zijn ogen nog altijd serieus stonden. ”Zo niet, kan ik er voor zorgen dat U dat wel kunt doen.” Een beetje extra werk misschien. Maar hij zou er veel baat mee hebben en zijn standpunt duidelijk maken tegenover de Magistraat. Hij had ook wel vertrouwen in de man die voor hem stond. Het was duidelijk te lezen in zijn ogen. De wil om te vechten. De wil om daar te staan. Op dat bebloede zand waar al zo velen eerder het leven hadden gelaten. De wil om daar opnieuw een leven van een tegenstander te benemen. Misschien hoefde hij niet eens naar de meester van deze Gladiator toe te stappen. Er waren vele plannen in zijn hoofd aan het vormen. Vele plannen die hij zou kunnen uitvoeren. Tenminste als de Gladiator voor hem zou toehappen op zijn voorstel en als hij de Magistraat… oh neen hij maakte zich geen zorgen over de Magistraat. Daar zou hij wel voor zorggen. ”Niet alleen dat, maar ook nog eens een Magistraat voorschut zetten voor de ogen van de gehele menigte?” Misschien zelfs wel een beetje verwonden en als de Magistraat niet alles zou bekennen wat hij had gedaan dan was en zekere dood voor die man ook niet te ontsnappen. Het was een perfect plan. Met hier en daar nog wat ruwe kantjes maar die zou hij kunnen plat schrapen met hier en daar een paar aanpassingen te maken. Zijn ogen gleden even naar de treden die hij daarnet had willen betreden en nog zou gaan betreden. Voor hij zijn aandacht weer richtte op de gladiator en een rustige stap in zijn richting zette. Maar nog altijd op een beleefde en vooral veilige afstand bleef staan. Hij wist niet hoe de man zou gaan reageren en hij was het liefst voorbereid op alles. Hij was opgeleid van zijn vierjaar om te vechten en mocht hij willen was hij zeker dat hij zelf ook op dat zand zou kunnen staan. Maar hij was geen slaaf en had ook geen ambitie om een Gladiator te worden. Hij verkoos zijn vrijheid liever. Maar misschien had hij wel een nieuwe ‘vriend’ gevonden in deze man voor hem. ”Wat denkt u er van?”
[2000 words. \<(^.^)>/ Hope you can do something with it. ;D]
Acacius- Aantal berichten : 96
Registratiedatum : 23-02-16
Leeftijd : 27
Character sheet
Beroep::
Crush:: The gods have not blessed me with a love.
Quote:: Do not fight just to survive. Fight so you can live.
Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum